Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan dat er een bepaalde relatie is tussen een persoon, dier of ding en een zelfstandig naamwoord: de persoon is bijvoorbeeld eigenaar of maker van het zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld: jouw boek, zijn auto.
Ook familie- en vriendschapsrelaties kunnen met een bezittelijk voornaamwoord worden uitgedrukt: mijn oma.

Het bezittelijk voornaamwoord heeft verschillende vormen. De vorm is afhankelijk van:

  • wie de 'eigenaar' is
  • of het bezittelijk voornaamwoord zelfstandig of niet voorkomt
  • of het bezittelijk voornaamwoord de nadruk heeft of niet
  • of de tekst formeel of informeel is (de verkorte vorm is informeler)

Een overzicht staat in de volgende tabel (een - betekent dat die vorm niet bestaat):

  niet-zelfstandig zelfstandig
'eigenaar' volle vorm verkorte vorm  
ik mijn m'n mijne
jij jouw, uw je, - jouwe, uwe
hij, zij zijn, haar z'n, d'r/'r zijne, hare
wij ons, onze - onze
jullie jullie, uw je, - -, uwe
zij hun - hunne

 

Als er verwezen wordt naar levende wezens, is het biologische geslacht soms anders dan het grammaticale geslacht. Denk bijvoorbeeld aan het meisje: dit is een onzijdig woord, maar er wordt een vrouwelijk persoon bedoeld. In dat geval wordt het bezittelijk voornaamwoord gebruikt dat bij het biologisch geslacht hoort ('Het meisje zit in haar kamer'). Bij aanwijzende voornaamwoorden ('Dat meisje zit daar.') en betrekkelijke voornaamwoorden ('Het meisje dat daar loopt heeft heel lang haar.') gebruiken we het grammaticale geslacht.