Als ik met een leerling aan de slag ga met grammatica, is de eerste vraag die hij of zij stelt vaak: “Waarom moet ik ontleden oefenen?

Goeie vraag!

Want waarom zou je moeite stoppen in iets, als je niet weet wat het nut daarvan is.

Tenzij je het natuurlijk heel leuk vindt… Maar daarover straks meer.

Meestal wordt er op bovenstaande waarom-vraag geen antwoord gegeven. We gaan ontleden oefenen omdat het nu eenmaal in de methode staat. En die methode gaat ook direct aan de slag met het leren van allerlei termen en trucs.

En dat terwijl het zo ontzettend leuk is om juist eerst even te filosoferen… wat heb je eigenlijk aan grammatica en wat gaat het jou opleveren als je er iets vanaf weet.

In het onderstaande filmpje, wordt dit uitgelegd.

 

 

Voor de meeste kinderen op de basisschool zal dit filmpje wat te snel gaan. Leuker is het om met hen de stappen uit het filmpje na te spelen.

Dat kan dan je allereerste stap zijn als je met grammatica en ontleden aan de slag gaat.

 

Een voorbeeld voor een leergesprek

 

Wat als je alleen maar losse woorden zou hebben?

  • Woorden voor mensen zoals Jan, bakker, mamma
  • Woorden voor plaatsen, dieren, dingen
  • Woorden voor eigenschappen
  • Woorden voor acties

En je zou steeds maar één woord mogen gebruiken...

 

Daag je leerling uit om een woord te kiezen.

Schrijf dit woord op een kaartje.

Wat wil hij daarmee zeggen?

Heeft hij aan dit ene woord genoeg?

Misschien gaat hij er gebaren bij maken, of er gezichten bij trekken.

Ga daar dan meteen op in!

Hey, dat is grappig, nu gebruik je ook een ander soort taal.

Hebben we daar een woord voor?

Schrijf dat woord ook op een kaartje.

 

Kun je dat erbij leggen? Leg je het ervoor of erachter?

 

Zou je volgorde van de woorden kunnen veranderen?

Waarom wel of waarom niet?

 

Het antwoord op deze vraag, wordt bepaald door de grammatica!

 

Kinderen die Nederlands spreken zullen deze oefening doen vanuit hun taalgevoel. Ze weten gewoon dat het goed is.

Ze beheersen dus eigenlijk de Nederlandse grammatica.

 

Dat is fijn om te constateren.

Maar waarom dan toch ontleden oefenen? En al die grammaticale termen leren?

 

Daarover gaat het volgende filmpje.

 

 

 

Ook hier is weer de vraag: hoe ga je dit bespreken met kinderen op de basisschool?

Want het is natuurlijk superleuk om met kinderen te filosoferen over taal en wat we daaraan hebben.

Maar het zal lang niet alle kinderen aanspreken en bovendien beantwoordt het niet de vraag: “Waarom moet ik ontleden oefenen?”

 

De eerste reden die kinderen direct helpt bij hun schoolwerk, is dat je grammatica nodig hebt om de juiste keuze te maken bij spelling.

Wat ik wel apart vind, is dat die reden niet wordt genoemd in het filmpje...

Terwijl voor heel veel kinderen echt geldt: krijg ik hiermee een beter cijfer op de toets?!

 

Spellingproblemen die je alleen kunt oplossen als je kennis hebt van de grammatica zijn:

  • Schrijf ik hout, houdt, houd, houwt?
  • Schrijf ik jou, jouw?
  • Schrijf ik verhuist, verhuisd?
  • Schrijf ik vergroten, vergrootten, vergrootte, vergrote?
  • Als ik een uh-klank hoor aan het einde van een woord, schrijf ik dan –e of –en?

 

De tweede reden die wel uitgebreid in het filmpje terug komt is: het is nuttig voor later.

Wat dacht jij als ze dat tegen je zeiden toen jij nog kind was?

 

Jippie, leuk, nuttig voor later, daar ga ik meteen mee aan de slag?

Of eerder: ok, dan zien we het later wel!

 

Soms is het toch leuk om het met een leerling te bespreken.

Misschien omdat hij er naar vraagt.

Of misschien vind je het zelf belangrijk.

 

Hier is een manier om dit onderwerp aan te kaarten, zodat het zo dicht mogelijk bij de leerling zelf blijft.

 

Zoek naar een vergelijking op een gebied dat voor de leerling bekend is.

Iets waar je structuur in kunt herkennen en waar regels voor zijn opgesteld.

 

Je leerling kent vast wel een sport. Helemaal super als hij zelf een sport beoefent, want dan is het nog meer eigen.

 

Laat je leerling de kenmerken van zijn sport beschrijven.

Veel kinderen vinden dat in eerste instantie lastig, maar dan kun je natuurlijk wat vragen stellen als:

  • hoe ziet het speelveld eruit?
  • wie zijn de spelers?
  • gebruiken ze attributen? 
  • wat doen de spelers?
  • wat is het doel van het spel?
  • komen er mensen kijken?
  • is er een scheidsrechter?
  •  …

 

En ga op zoek naar de regels. Bij de sport kunnen dat regels zijn als

  • Hoe lang duurt de wedstrijd?
  • Wie neemt er uit? 
  • Wat mag wel en wat mag niet?
  • Hoe kun je scoren?

 

Als jullie los gaan, kun je er prachtige schema’s van maken.

 

Hoe vindt je leerling het om zo samen over de sport te praten?

Merkt hij dat het makkelijker is om erover te praten als jullie allebei weten wat iets is?

En dat jullie veel meer woorden nodig hebben om iets uit te leggen als een van tweeën een begrip niet kent?

 

Leg af en toe een link naar een andere sport (die jij zelf doet of goed kent).

Wat zijn de overeenkomsten?

Wat zijn de verschillen?

Je kunt hier zo lang over praten als je wilt.

Klaar met het in kaart brengen?

Dan moet er nog een bruggetje geslagen worden naar taal en grammatica.

 

Bespreek dat we ook voor de taal een aantal afspraken hebben gemaakt: de taalnorm. Daarin staat beschreven hoe een taal officieel in elkaar zit.

Als we met elkaar praten, gebruiken we niet precies die norm. Niemand die dat erg vindt.

Maar als we een officieel stuk schrijven wordt er wel van ons verwacht dat we de norm zo veel mogelijk benaderen. Dan is het dus fijn als je de regels redelijk kent.

 

Vergelijk het met voetballen met vriendjes op het veldje of voetballen in de finale van de Champions League.

Of badmintonnen op de camping en bij het WK.

 

Als je met andere mensen over taal wilt praten, of als je graag wilt weten hoe het echt moet, dan is het dus heel handig als je de woorden kent en gebruikt die bij de spelregels van taal horen.

 

Het fijne is dat bijna alle talen een taalnorm hebben. En iedereen heeft dezelfde woorden gebruikt om die taalnorm te beschrijven. Zo kunnen we heel makkelijk de spelregels van een andere taal leren.

En wordt het makkelijker om die taal te begrijpen.

 

Taalnorm - verbinding tussen talen

 

Nu je met je leerling hebt besproken waarom je grammatica zou willen leren en wat hij er aan heeft, kun je het bruggetje maken naar ontleden.

 

Want wat is ontleden eigenlijk?

Ontleden is eigenlijk het uit elkaar pluizen van iets en aan ieder stukje een naam geven.

Dus bij het ontleden van zinnen ga je de zin uit elkaar pluizen en aan ieder stukje een naam geven.

Eigenlijk is het iedere keer weer een puzzel.

 

Dat kun je op twee manieren doen:

  • Je kunt van alle woorden uit een zin aangeven tot welke woordsoort ze horen.
  • In een zin horen sommige woorden bij elkaar: de zinsdelen. Ook voor ieder zinsdeel kun je aangeven welk type het is, ofwel welke rol het in de zin heeft.

Beide onderdelen kun je voor iedere zin toepassen. Ze hebben ook zeker een verbinding met elkaar. Kennis van woordsoorten kan je helpen bij het vinden van zinsdelen en andersom.

Het is heel belangrijk om kinderen aan te wennen om de kennis van de verbinding tussen zinsdelen en woordsoorten in te zetten.

Bij BeterOntleden bouwen we die kennis stap voor stap op. Kinderen maken daar ook tijdens het oefenen continu gebruik van.

 

Zo krijgen kinderen een stappenplan waarmee ze in ieder geval de basisstructuur van een zin direct kunnen achterhalen.

 

Ontleden oefenen leuk maken

 

Heel veel kinderen vinden ontleden oefenen heel saai.

Aan ons dus de uitdaging om het leuk te maken.

Want als leerlingen het leuk vinden, krijg je veel minder vragen over het waarom ;-)

En als het dan ook nog eens goed lukt, dan komt er een hoop positieve energie vrij en wordt het nog leuker.

 

Het eerste dat we bij BeterOntleden gaan doen is spelen met zinnen.

Een superleuke uitdaging is daarbij ‘Spelen met Zinnen’.  Deze uitdaging heb ik samen met Jorien ontwikkeld voor de Zomerchallenge van Taalkanjer. Hij is daar altijd een groot succes.

Spelen met zinnen 

Kinderen krijgen een hele stapel met allerlei zinsdelen en worden uitgedaagd om zelf zinnen te maken. Een van de vragen is ook altijd: wie maakt de langste, gekste zin?

 

Natuurlijk ga je daar als begeleider vragen bij stellen als:

  • Wat verandert er als je twee kaartjes van plaats verwisselt? Heb je dan nog een goede zin? (Soms wel, soms niet :))
  • Pak eens met ogen dicht van iedere kleur een kaartje. Klopt de zin die je dan krijgt? Zo niet, waarom niet en wat moet je veranderen?
  • Kun je zelf een kaartje maken? Welke kleur moet je dat dan geven?

 

Wil je deze uitdaging kant en klaar?

Meld je dan aan voor mijn BeterOntleden Blogs, dan krijg je de opdracht als welkomstcadeau.

(Natuurlijk is je mailadres veilig bij mij en kun je je op ieder moment weer afmelden).


Ja, ik wil op een superleuke manier ontleden oefenen met mijn leerlingen.
Graag ontvang ik "Spelen met Zinnen" als extra cadeau.


 

Eigenlijk zijn we met dit spel  het taalgevoel van kinderen aan het aanspreken. Ze merken zelf dat ze al heel veel weten over hoe zinnen in elkaar kunnen zitten.

Nu moeten ze alleen nog weten hoe ze daar de woorden aan moeten geven.

De eerste stap daarin is het zoeken van de zinsdelen. Maar dat vind je in een volgende blog. Heb je je aangemeld? Dan krijg je automatisch bericht als die blog er staat.