Een verplicht wederkerend werkwoord is een werkwoord dat altijd voorkomt met een wederkerend voornaamwoord: je doet het altijd bij jezelf en nooit bij een ander. Voorbeelden:

  • zich vergissen (ik kan niet een ander vergissen)
  • zich schamen (ik kan niet een ander schamen)

Tip: bij een verplicht wederkerend werkwoord kan je niet de vorm met -zelf gebruiken (mezelf, zichzelf).

Bij een verplicht wederkerend werkwoord hoort het wederkerende voornaamwoord bij het gezegde: het (voornaamwoordelijk) deel van het verplicht wederkerend werkwoord

Je hebt ook niet-verplicht wederkerende werkwoorden. Bij dat soort werkwoorden kan het werkwoord ook op een ander worden toegepast:

  • wassen: ik kan mezelf wassen, maar ik kan ook een ander wassen
  • scheren: ik kan mezelf scheren, maar ik kan ook een ander scheren

In dat geval hoort het wederkerend voornaamwoord niet bij het gezegde, maar is het een lijdend voorwerp.