In het Nederlands kan ik nieuwe woorden maken door twee woorden samen te voegen. We  noemen dit samengestelde woorden. Ook met werkwoorden kun je dit doen, je krijgt dan dus samengestelde werkwoorden.

Voorbeelden van samengestelden werkwoorden zijn: stofzuigen (stof + zuigen), openmaken (open + maken).

Er zijn scheidbare samengestelde werkwoorden en niet-scheidbare samengestelde werkwoorden.

Scheidbaar wil zeggen, dat de delen van het samengestelde werkwoord gescheiden in de zin voor kunnen komen. Dat gebeurt bijvoorbeeld als het werkwoord de persoonsvorm is in de de hoofdzin. Maar het kan ook gebeuren door de woordjes te of aan het.

Voorbeelden:

Jan bladert het boek door. (doorbladeren is het hele werkwoord)

Mijn vader zit ons voor te lezen (voorlezen is het hele werkwoord)

 

Het losse deel van het scheidbare werkwoord is altijd onderdeel van het gezegde.